Tekst: Ashley Swagers, fotografie: Isaac Owusu
Afgelopen september kwamen medewerkers van 12 musea en overige erfgoedinstellingen samen bij het Nederlands Foto Museum in Rotterdam voor de eerste van zeven reflectiesessies. Het jaar 2023 is de start van Musea Bekennen Kleur 3e lichting waar deze instellingen deel van uitmaken. Ook deze keer opende de sessiereeks met de Keti Koti Tafel, gehost door Mercedes Zandwijken.
In de entreehal van het Nederlands Foto Museum staat de lange Keti Koti tafel, gedekt met kleurige tafelkleden. Voordat de deelnemers aan tafel gaan is er tijd de Eregalerij van de Nederlandse fotografie te bekijken; er is een greep van 99 foto’s uit de Nederlandse fotografie van 1842 tot nu te zien. Het museum heeft een begeleidend boekje uitgebracht dat extra context biedt bij foto’s waarin de koloniale geschiedenis, heel duidelijk of juist verborgen, een rol speelt. Het boekje biedt naast context ook vragen om met elkaar te bespreken. De deelnemers van de sessie lopen in kleine groepjes langs de foto’s; voorzichtig worden de eerste gesprekken gevoerd over het koloniale – en slavernijverleden.
Het is tijd om aan tafel te gaan. Mercedes vraagt de deelnemers plaats te nemen tegenover “iemand die in alle opzichten van je verschilt”; kleur, gender, leeftijd. Mercedes luidt het diner in en introduceert het koor Fri Yeye. Prachtig gekleed in koto komt een groepje vrouwen zingend in Sranantongo de ruimte binnen.
Wan odi o wi de bari yu
Wi alamala na wakaman,
Wi alamala kon miti na wan
–
Warme groeten brengen wij u, gasten,
Wij allen zijn reizigers
Wij allen, zoals we hier verzameld zijn.
Er staan bakjes kokosolie op tafel. Mercedes vraagt de deelnemers om, terwijl het koor nog een lied zingt, met de kokosolie de polsen van de tafelgenoot in te smeren en op kwasi bita te bijten. De kwasi bita verwijst naar de bittere smaak van het slavernijverleden en de kokosolie ceremonie is bedoeld om verbinding aan te gaan en emoties te synchroniseren. Voor mensen die elkaar normaal gesproken enkel zien op de werkvloer, of, elkaar nog maar net kennen is het een enorm fysiek en intiem moment. Maar eerder dan dat het ongemak opwekt lijkt het de meesten aan tafel inderdaad te verbinden. “Je hoeft niet ‘donker’ te zijn om hier iets bij te voelen”, merkt een van de deelnemers op.
Na deze ceremonie vertelt Mercedes over de achtergrond en het ontstaan van de door haar geïnitieerde Keti Koti Tafel. De tafel is voor haar, en inmiddels ook voor vele anderen, een manier om de pijn van het slavernijverleden die van generatie tot generatie wordt overgedragen een plek te geven. Mercedes deelt persoonlijke herinneringen over de familie waarin ze opgroeide. Ze vertelt dat ze eigenlijk pas toen ze zelf volwassen was begreep waar de boze, soms bevelende, toon van haar ouders richting haar, vandaan kwam. Kregen de tot slaaf gemaakte mensen niet ook altijd bevelen toegeworpen? Was er niet ook in de tijd van slavernij enkel ruimte voor sterk zijn en niet voor kwetsbaarheid?
Haar ouders brachten het slavernijverleden via hun voorouders, van Suriname met zich mee naar de Amsterdamse Pijp. Ze konden niet anders dan het ook aan hun kinderen doorgeven. Mercedes is geëmotioneerd als ze hierover praat. Ze is net terug van vakantie en het is alweer even geleden dat ze de tafel voor het laatst heeft gehost. Dit verhaal weer te vertellen na zo een tijd maakt dat het bij haar weer extra binnenkomt. Het koor zingt nog een lied;
Aboro goron, a boro goron
Watra lon na mi ay
A boro goro, a boro goron
San meki yu no aksi mi san du mi?
–
Mijn hart brak.
De tranen rolden over mijn
wangen en sloegen kraters in de grond
zulk intens verdriet.
Waarom negeerde je mij?
Dan heet Birgit Donker, directeur van het Nederlands Foto Museum de aanwezigen welkom waarna Aspha Bijnaar, directeur van Musea bekennen kleur deze eerste sessie inluidt.
Het is tijd voor de Kon Na Leti: het aan het licht brengen van je eigen waarheid. Aan de Keti Koti Tafel wordt dit gedaan binnen het thema ‘Wie was je, wie ben je en wie wil je zijn’. Aan de hand van drie vragen, te vinden in een enveloppe op tafel, gaat de dialoog van start en worden de aanwezigen aangemoedigd persoonlijke ervaringen te onthullen aan de tafelgenoot.
De eerste vraag nodigt de hen uit om te reflecteren op een ervaring die ze hadden met een persoon van een andere kleur/afkomst en handelden op een manier waarvan ze achteraf spijt hadden. Een van de gasten biedt aan om in de groep over haar ervaring te vertellen: een gesprek dat zij voerde met iemand die een ander op kleur en afkomst discrimineerde. Ze vertelt dat toen zij diegene hierop aansprak de sfeer van het gesprek ongemakkelijk werd.
Er worden in de groep meer verhalen gedeeld die hierop aansluiten en het belang van voor elkaar opkomen wordt onderstreept. “Degene die discrimineert is verantwoordelijk voor het ongemak in het gesprek, niet degene die hier tegenin gaat”, merkt iemand op. Het koor zet een lied in waarin wordt aangemoedigd om de strijd om gelijkheid samen te voeren.
De tweede vraag laat de deelnemers een ervaring delen die symboliseert hoe ze zich op dit moment verhouden tot iemand met een andere culturele identiteit. Weer gaan de tafelgenoten eerst met de eigen tafelgenoot in dialoog waarna sommigen hun antwoorden op de vragen met de hele groep willen delen. Iemand laat weten dat zij naar aanleiding van de vraag moest denken aan de oproep van Musea bekennen kleur, voorafgaand aan de sessie, om iemand van kleur mee te nemen naar de dialoogtafel. Ze voelde zich daar ongemakkelijk bij en vertelt de groep dat er binnen haar museum discussie was ontstaan over deze oproep.
Meer aanwezigen laten weten zich in dit gevoel te hebben herkend. Sommige medewerkers gaven aan dat zij geen zin hadden om als iemands ‘handtasje’ mee te worden genomen. Er ontstaat een gesprek over het ongemak om kleur expliciet te benoemen. Sommigen vragen zich hardop af wat het zegt over ons dat er zoveel ongemak wordt gevoeld bij het expliciet benoemen van kleur. “Leven we niet juist in een samenleving waarin wijzelf, anderen en instituties constant beoordelen en in hokjes plaatsen op basis van voorkomen en huidskleur?”
De derde en laatste vraag van de avond laat de deelnemers nadenken over wat ze nog te doen staat in het proces naar diversiteit en inclusie: Waar zien ze uitdagingen? Wat hebben ze zelf nog voor werk te doen en wat hebben ze in het proces nodig van ‘de ander’? Als antwoord op het laatste deel van deze vraag laat een van de gasten weten dat ze blij was met de boodschap van de zangeressen: de aanmoediging om de strijd voor gelijkheid gezamenlijk te voeren. Ze heeft namelijk vaak het gevoel dat de verantwoordelijkheid voor diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid eenzijdig wordt neergelegd bij witte Nederlanders.
De opmerking stuit op weerstand: “is het niet allang tijd dat witte mensen het voortouw nemen?”, want “mensen van kleur hebben zich altijd al in de witte cultuur moeten verdiepen. Is het niet juist tijd dat dit andersom ook gebeurt?”
Het dessert wordt geserveerd; bojo, een zachte kokoscake. De bojo is de laatste gang van het diner, dat verder bestond uit pindasoep en heri heri, ook gerechten die oorsprong vinden in het koloniale verleden. Het koor zingt nog een laatste lied, over de vrijheid om onze levens vorm te geven zoals wij dat zelf willen. Het is het einde van de avond, maar het gesprek is begonnen.