Tekst: Guinevere Ras – Musea Bekennen Kleur, fotografie: Isaac Owusu / S.Terlage
Op een zonnige donderdagmiddag in juni trapt Susan Lammers, algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort, de vijfde reflectiesessie af. Aspha Bijnaar, directeur van Musea Bekennen Kleur, neemt de spreekwoordelijke microfoon van Lammers over en niet veel later nodigt ze de groep aanwezigen uit om haar naar boven te volgen. De introductie in de centrale hal van het gebouw is kort en warm. De sfeer onder de groep gemoedelijk. Naar later blijkt, een schel contrast met de rest van de middag.
Op de tweede verdieping van het gebouw sluiten we aan in een smalle rij die op de vloer wordt aangeduid met twee uitgestrekte stroken van witte tape. Een keuvelend onderonsje transformeert langzaamaan naar een uitwisseling met vragen vol speculatie. ‘Waarom moeten we in een rij staan?’ vragen ze zich hardop verbaasd af. Sommige kijken gespannen naar wat er gebeurt voor in de rij, waar elke deelnemer zich moet registreren bij Şeydâ Buurman – Kutsal . Waarom kijkt ze streng, praat ze kortaf en reageert ze ongeduldig als de registratie niet gaat zoals zij wil? Andere deelnemers beginnen te fluisteren. De toegenomen spanning is plotseling voelbaar in de ruimte.
De avond voor de bijeenkomst zocht ik vluchtig nog meer informatie op over de workshop Blue Eyes -Brown Eyes die de we vandaag voorgeschoteld krijgen. De heftige moord op vrijheidsstrijder, dominee en leider van de Amerikaanse burgerrechten beweging Martin Luther King Jr. in 1968 in Memphis Tennessee is voor lerares Jane Elliott aanleiding om de ‘Blue Eyes-Brown Eyes’ methode te ontwikkelen. Elliot is op dat moment een onderwijzeres In een klein stadje in Iowa in de VS. De dag nadat King is vermoord voert Elliott de antiracisme-methode voor het eerst uit in haar eigen (volledig witte) basisschoolklas. Ze wil de leerlingen doen begrijpen hoe discriminatie aanvoelt.
Ze verdeelt haar leerlingen op basis van oogkleur in twee groepen. Ze vertelt aan hen dat mensen met bruine ogen superieur zijn aan mensen met blauwe ogen. ‘Mensen met bruine ogen’, zo vertelt ze de klas, ‘zijn slimmer, beschaafder en beter dan mensen met blauwe ogen’. Nu, jaren later, geeft Şeydâ Buurman – Kutsal deze zelfde training succesvol in Nederland. Ze is opgeleid en getraind door Jane Elliot in Amerika.
Al scrollend door de artikelen op mijn laptop vraag ik me af: “Wat nou als ik morgen word ingedeeld bij de blauwogigen? Ik heb een Curaçaose, Arubaanse, Portugese en Dominicaanse achtergrond. Ik heb een grote bos krullen, donkergroene ogen en een lichtbruine huidskleur. Mijn groene ogen vallen buiten de categorieën bruin en blauw. Wat betekent deze workshop voor mij? Ik heb wel wat meegemaakt in mijn leven waar mijn migratieachtergrond een negatieve rol in speelde. Ik weet niet of ik het trek om morgen weer zo behandeld te worden.”
Terug naar de bijeenkomst in Amersfoort. Naarmate ik de voorkant van de lange rij met de inschrijftafel nader, vang ik steeds meer gesprekken op: ‘Wat schrijf jij lelijk zeg, schrijf maar opnieuw op want ik kan dit niet lezen’, hoor ik Şeydâ zeggen als ze de inschrijving van een deelnemer controleert. Haar stevige en snauwerige opstelling zorgt zelfs bij de meest zelfverzekerde personen voor aarzelend gedrag en onzekerheid.
Al gauw valt me op dat de deelnemers in twee groepen worden verdeeld: de blauwogigen en de bruinogigen. De blauwogigen krijgen, naast een kille en koude behandeling, een vilten groene kraag om hun hals en worden door twee begeleiders naar een ruimte rechtsom de hoek geleid. De bruinogigen ontvangen een vriendelijkere behandeling en mogen plaats nemen in een lichtere ruimte met flinke raampartijen aan de linkerkant van de inschrijftafel. Daar is er koffie, thee, frisdrank en versnaperingen.
Het moment is daar. Ik waag een stap naar voren waardoor ik oog in oog sta met trainer Şeydâ Buurman – Kutsal. Aarzelend vraag ik: ‘Ik hoor bij de bruinogigen toch?.’ ‘Jazeker, je mag je naam hier op dit velletje schrijven’ antwoord ze. Er valt een grote last van mijn schouders. Ik plak de naamsticker op mijn linkerborst. Vervolgens loop ik links de ruimte in waar ik nog meer opgeluchte mensen met bruine ogen ontmoet. Als de laatste persoon binnenkomt, sluit Şeydâ de deuren. ‘Welkom, ga lekker zitten. Het kan nu eindelijk. Wat zijn die blauwogigen traag he?’, grapt Şeydâ. De manipulatie is begonnen.
’
Aan de muur zie ik diverse posters waaronder een met een opvallende leus: ‘Als blauwogigen onze regels niet volgen verspelen zij hun gastrecht. Maar ook: ‘willen we meer of minder blauwogigen? Minder, minder, minder!’ Vervang het woord ‘blauwogigen’ met ’vluchtelingen’ of ‘buitenlander’, en je begrijpt direct dat de rollen in deze context zijn omgedraaid. Terwijl Şeydâ een interessante lezing geeft over macht en uitsluiting, vraag ik me tegelijkertijd af waar de blauwogigen blijven. Ongeveer een half uur later komt een blauwogige de ruimte ingelopen. Voorzichtig stapt ze naar voren en vraagt waar ze mag zitten. ‘Kijk, dit zie ik graag. Een blauwogige die zich kan gedragen. Daarom verdien jij hier nu een plek bij ons. Ga maar zitten waar je wil’, zegt Şeydâ opgetogen. De blauwogige ziet er niet opgelucht uit. Sterker nog, ze kijkt bedrukt en lijkt bezorgd. Toch defensief: ‘Waarom zit de andere groep apart en daar op de grond zonder eten of drinken? Het is heel oneerlijk. Er is zelfs al iemand weggelopen.”
Er ontstaat een discussie in de groep. Een enkeling wil ze bevrijden. Andere bruinogigen zijn van mening dat de ongelijkheid onderdeel is van de workshop. Şeydâ mengt zich in het gesprek: ‘Ik heb jullie toch verteld dat wij bruinogigen beter zijn? De blauwogigen hebben er zelf voor gezorgd dat zij nu apart zitten. Ze gehoorzamen zich niet. Een moment later horen we voetstappen en gestommel op de gang. Met een flinke zwaai gaat de deur open. Hand in hand stormen de blauwogigen naar binnen. Ze nemen een plek op een stoel, terwijl ze zwaaien. Ze hebben de groene kragen van hun hals gehaald en die heel creatief aan elkaar geregen. Maar vooral, ze zijn boos en verontwaardigd over hun behandeling als groep en eisen hun plek op in de trainingsruimte waar de bruinogigen zitten. Dit alles tot grote ergernis van Şeydâ.
Maar zij is niet van plan toe te geven aan hun eisen. Hier gelden háár regels binnen de training die ze nu uitvouwt. Toch wil een aantal blauwogigen zich daar niet aan houden, waarop Şeydâ stelt de training dan ter plekke te beëindigen. Als ze bijna de daad bij het woord voegt, staat een van de bruinogigen op. Ze is behoorlijk verontwaardigd. ‘Schamen jullie je niet?,’ roept ze. ‘Er wordt van jullie gevraagd om je één dag te verplaatsen in de schoenen van zwarte, gemarginaliseerde mensen en dit is wat jullie doen? Lachend en giechelend besluiten jullie de groene kragen af te doen en de regels van de trainer te vertrappen. Denk je dat wij onze huidskleur even af kunnen doen in deze maatschappij? Dag in dag uit maken wij dit mee! Is het zoveel gevraagd om de trainer te gehoorzamen en de sessie aan te gaan?’ Haar woorden gaan bij mij door merg en been. Ik sta op uit solidariteit, loop naar haar toe om haar te knuffelen. Dat weert ze af. “Dit doet me zoveel pijn en laat zien dat we nog een lange weg te gaan hebben”. Na een korte, pijnlijke stilte verandert de sfeer bij de blauwogigen. Ook bij een aantal van hen kwam deze boodschap hard aan. Meerdere deelnemers zijn geëmotioneerd. Een paar beginnen hardop te huilen. Een enkeling houdt het voor gezien. Pakt kordaat tas en jas om de trein te halen. Ter verdediging zegt een blauwogige dat hun actie niet zo bedoeld is. ‘We zijn juist rechtvaardig en willen opkomen voor onderdrukking’, deelt een ander mee. Het strenge, ijzige gezicht van Şeydâ spreekt boekdelen. Meerdere blauwogigen verlaten nu beschaamd of huilend de ruimte. Een van de assistenten van Şeydâ begeleidt de groep naar buiten. Achter gesloten deuren weergalmen in de ruimte daarbuiten heftige gesnik en gehuil. Şeydâ zet haar training voort.
De grens tussen realiteit en workshop lijkt soms flinterdun. Enerzijds begrijp ik het gevoel om in te willen grijpen. Ook ik als ‘bruinogige’ voelde namelijk die drang naar rechtvaardigheid. Tevens ken ik de andere kant van de medaille. Net zoals je oogkleur een fysieke eigenschap is, kan je diens huidskleur of ‘niet-westers’ uiterlijk niet tijdelijk uitzetten. Wegkijken is geen optie meer.